Skip to content. | Skip to navigation

Personal tools

You are here: Home / Library / RBINS Staff Publications / Étude anthropologique d’une tombe collective du Néolithique final : la Grotte de la Porte Aïve à Hotton (prov. Luxembourg, BE).

Joëlle Bourland, Eugène Warmenbol, Sébastien Villotte, and Caroline Polet (2015)

Étude anthropologique d’une tombe collective du Néolithique final : la Grotte de la Porte Aïve à Hotton (prov. Luxembourg, BE).

Notae Praehistoricae, 35:23-38.

La Grotte de la Porte Aïve, située dans la commune de Hotton (prov. du Luxembourg, B) fit l'objet de deux campagnes de fouilles, respectivement en 1907 par le Baron A. de Loë et dans les années 1950 par L. Dierick. Notre étude porte sur les vestiges exhumés par A. de Loë et conservés aux Musées royaux d'Art et d'Histoire car ceux découverts par L. Dierick ont malheureusement disparu. Trois datations 14C réalisées sur les restes humains permettent d’ancrer cette sépulture collective dans le Néolithique Final. Le mobilier funéraire montre son appartenance à la culture Seine-Oise-Marne. Notre recherche montre que le nombre minimum d'individus s’élevait à 10 (8 adultes et 2 immatures). Sur base de l’étude de quatre crânes, nous avons montré la présence de 3 femmes décédées jeunes et d’un homme d'âge moyen. Nous avons relevé plusieurs pathologies (arthrose, cribra orbitalia et crani, fracture de la clavicule, traumatisme cranio-facial pouvant résulter d’un acte de violence interpersonnel,…) et particularités (troisième trochanter, platycnémie et enthésopathie en relation avec des gestes de lancer). Samenvatting De grot van de Porte Aïve, op de gemeente Hotton (prov. Luxemburg, B) werd twee maal archeologisch onderzocht, door Baron A. de Loë in 1907 en door L. Dierick in de jaren ’50. Onze studie betreft alleen het materiaal blootgelegd door A. de Loë, bewaard in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, omdat hetgeen gevonden werd door L. Dierick blijkbaar verloren ging. Drie 14C datering op de menselijke resten laten toe deze in het Late Neolithicum te plaatsen. Het archeologisch materiaal lijkt typologisch te passen in de « Seine-Oise-Marne »-kultuur. Het onderzoek wees uit dat we met minimum acht individuën te maken hebben (8 volwassenen en twee onvolwassenen). Op basis van de studie van vier schedels kon de aanwezigheid van vier jong gestorven vrouwen en een man van middelbare leeftijd vastgesteld worden. Verschillende pathologieën werden geïdentificeerd (arthrosis, cribra orbitalia en crani, een sleutelbeenbreuk, alsook een trauma ter hoogte van het aangezicht dat mogelijk op inter-menselijk geweld zou kunnen wijzen. Er werden ook verschillende bijzonderheden geobserveerd (een derde trochanter, platycnemie en enthesopathie, beide waarschijnlijk in verband te brengen met een werp-beweging).
RBINS Publication(s)
Anthropology
Related content
Earth and History of Life

Document Actions

Filed under: RBINS Publication(s)
Menu

 
RBINS Staff
add or import reference(s)
  • add a PDF paper
    (Please follow editors copyrights policies)
  • add a PDF poster