Ce résumé n'est disponible qu'en anglais. Deze samenvatting is alleen beschikbaar in het Engels. Abstract The Brabant Massif is the largest Lower Palaeozoic unit of Belgium, only exposed at its southern part along a few river incisions. The outcrops at Halle-Lembeek, located 20 km SW of Brussels, form the northern part of the Zenne outcrop area. Widening of the railway track Lille-Brussels offered a rare opportunity to study this area in more detail. Temporary outcrops and cored drillings provided a discontinuous lithostratigraphic log of the middle part of the Lower Cambrian Tubize Formation. Lithology and analysis of turbidite sequences show the transition of the relatively well-known Rogissart Member, characterised by proximal and thick turbidites, to the poorly documented lowermost and currently unnamed member of the Tubize Formation, which is characterised by a more distal facies. A magmatic body in one of the permanent outcrops crosscuts the host-rock and is therefore of intrusive nature. Amygdules and vesicles in nearby decimetric magmatic interstratifications indicate volcanic activity in the Lower Cambrian. The intrusive and volcanic rocks have a similar chemistry, suggesting a relation to one episode of, previously unrecognised, Lower Cambrian magmatism. Logging with a magnetic pendulum shows that younger rocks in the southern outcrops are more magnetic than older rocks in the northern outcrops. This trend corresponds to an increase in aeromagnetic field values from north to south. Outcrops of the non-magnetic rocks of the Blanmont Formation, northeast of Halle-Lembeek, correspond to well delimited aeromagnetic trough anomalies. Folds occur at two locations in Halle-Lembeek. Near Lembeek a fold train of three steeply plunging anticlines and three synclines with divergent cleavage fans, is found. North and south of this fold train, non-folded, steeply dipping beds are found that are younging towards the SW and WSW respectively, and show a counterclockwise cleavage to bedding relation. In the northern outcrops near Halle, tight, gently plunging folds and open, steeply plunging folds are found. The relation between lithostratigraphy and aeromagnetism allows defining the distribution of lithostratigraphic units around Halle-Lembeek. However, several interpretations are possible of the nature of the contacts between different lithostratigraphic units and of aeromagnetic anomalies. Three models are therefore proposed, assuming respectively isoclinal folding, steep shear zones, and absence of folds or shear zones. Also combinations of the three models are possible.
Located in
Library
/
RBINS Staff Publications
De wetenschappelijke uitstraling van de afdelingen 10, 11 en 12 is door het grote aantal wetenschappelijke publicaties, vooral deze met hoge ranking (bv. Nature en Science), en door de sterke vertegenwoordiging op internationale congressen en de talrijke mandaten in internationale verenigingen vergelijkbaar met deze van de betere wetenschappelijke instellingen en universiteiten van België. De wetenschappelijke expertise van de afdelingen geniet mondiale erkenning, te oordelen naar het grote aantal aanvragen voor supervisie van doctoraats‐en mastersthesissen en voor deelname aan nationale en internationale jury’s voor de beoordeling ervan (in totaal 35 in 2011) en voor de review van manuscripten voor wetenschappelijke tijdschriften (31) en van buitenlandse wetenschappelijke projecten (4). In 2011 waren er wetenschappelijke samenwerkingsverbanden met 18 Belgische en 155 buitenlandese instellingen, het merendeel (85 %) binnen Europa. De belangstelling bij het publiek en de media voor de paleontologie als onderzoeksrichting was ook in 2011 heel sterk, zoals bleek uit de talrijke interviews in dagbladen, deelname aan radio‐ en TV‐programma’s en de toenemende vraag naar stagebegeleiding, determinatie van fossielen en voordrachten voor binnen‐ en buitenlandse verenigingen. Talrijke jongeren manifesteerden hun belangstelling voor de paleontologie als toekomstkeuze, wat als een zeer verheugende evolutie kan aanzien worden. De opgravingen in de klassieke gebieden konden worden verdergezet (Vastan, Indië, Liaoling – China, Peru en de Europese regio), waarbij een aantal nieuwe regio’s werden gescreend (Centraal‐ en Oost‐Europa, Centraal‐ en Noord‐Sulawesi, Indonesië en de Qianshan regio in de Provincie Anhui, China). Het stratigrafisch onderzoek van de Devoon sequenties in België, de Paleogene sequenties in Zuid‐Frankrijk, Noord‐Afrika en Kazakhstan, de Quartaire loessequenties in Eurazië en karstfenomenen in België, alsook de traditionele paleontologische thema’s (studie van dinosauriërs, ichthyosauriërs, koralen, vissen, brachiopoden, otolieten, Paleogene en Quartaire zoogdieren, Neogene walvissen) werden voortgezet. Het paleontologisch onderzoek kon ook rekenen op belangrijke extra‐financiële middelen, waaronder een aantal buitenlandse bronnen. Een doctoraatsstudent en vier masterstudenten beëindigden hun eindwerk in samenwerking met het departement Paleontologie. Elf doctorandi en 8 Masterstudenten specialiseren zich verder in 2011 onder begeleiding van de wetenschappers van het departement in verschillende domeinen van de paleontologie: micropaleontologie, invertebraten en vertebraten. De meerderheid van de medewerkers van het departement was in 2011 intensief betrokken bij de verdere reorganisatie van de Janletzaal en de Kloosterzaal en de updating van de paleontologische collecties van het KBIN met als belangrijkste activiteiten: (1) de voorbereidingen aan de nieuw in te richten mosasauriërzaal, (2) de medewerking aan de tentoonstelling “From Brussels Xiè Xiè Shanghai” te Tour & Taxis te Brussel en aan de tentoonstelling “Du Mammouth à l’agriculture – l’Homme préhistorique dans son environnement” aan de Faculté Polytechnique de Mons, (3), de medewerking aan de Opendeurdag “Dinos News Day”aan het KBIN, (4) talrijke rondleidingen voor binnen‐ en buitenlandse groepen en delegaties, (5) de studie van de paleontologische collecties van het KBIN en (6) de verderzetting van de inventarisatie en de digitalisatie van de paleontologische collectie. Sinds 2003 is de bezettingsgraad van de statutaire wetenschappers gehalveerd (daling met 5 voltijdse mandaten: 5.00 i.p.v. 10.00, ‐6 versus +1), waardoor er in afdeling 10, vanaf oktober 2008, nog slechts 1, en in afdeling 11, reeds sinds 2006, zelfs geen enkele statutaire wetenschapper meer huist. Deze negatieve trend zal zich in de komende jaren verder blijven doorzetten met de opruststelling in 2012 van een voltijdse wetenschapper (J.‐G. CASIER), waardoor afdeling 10 dan ook alle statutaire wetenschappers verliest. Vooral het technisch personeelsbestand zal flink uitgedund worden (2 voltijdse betrekkingen). Niettegenstaande deze drastische daling in het personeelsbestand en het feit dat het takenpakket stelselmatig werd uitgebreid door de talrijke renovatie‐ en restauratiewerken, is de wetenschappelijke output gelijk gebleven, wat wijst op een sterke inzet van het personeel. Met deze sterk afgezwakte personeelsbezetting zal het in de nabije toekomst echter niet meer mogelijk zijn om het ons toevertrouwde takenpakket integraal uit te voeren. Nieuwe aanwervingen dringen zich op (tenminste 1 statutaire wetenschapper voor elke afdeling, en 2 statutaire technici voor de 3 afdelingen) indien we onze wetenschappelijke reputatie en het beheer van één van de grootste collecties van het instituut voor de toekomst veilig willen stellen. De finalisatie van de recruteringsprocedure voor de aanwerving van 1 statutaire technicus in het voorjaar van 2009 was een eerste stap in de goede richting.
Located in
Library
/
RBINS Staff Publications