Skip to content. | Skip to navigation

Personal tools

You are here: Home
1513 items matching your search terms.
Filter the results.
Item type



































New items since



Sort by relevance · date (newest first) · alphabetically
Article Reference Palaeolithic dogs and Pleistocene wolves revisited: a reply to Morey
Located in Library / RBINS Staff Publications
Inproceedings Reference Paleocene and Eocene bird assemblage from the Southern North Sea Basin
Numerous bird bones from the Paleocene and early Eocene of the Belgian and Paris basins have been collected by amateur paleontologists. Four bones from the early-middle Selandian of Maret, Belgium are among the earliest Cenozoic avian remains from Europe and include the oldest temporally well constrained records of the Gastornithidae, as well as tentative records of the paleognathous Lithornithidae and the Ralloidea. Another assemblage from the middle Thanetian of Templeuve, France contains multiple bones of the Lithornithidae as well as a record of the Pelagornithidae. Specimens from the latest Thanetian of Rivecourt-Petit Pâtis, France are tentatively assigned to the Ralloidea and Leptosomiformes. An assemblage of 54 bones from the middle Ypresian of Egem, Belgium represents at least 20 species in more than 11 higher-level taxa. Well-identifiable specimens are assigned to the Odontopterygiformes, Galliformes, Messelornithidae, Apodiformes, Halcyornithidae, Leptosomiformes, and Coraciiformes. Further specimens are tentatively referred to the phaethontiform Prophaethontidae and to the Accipitridae, Masillaraptoridae, and Alcediniformes. These three-dimensionally preserved fossils provide new data on the osteology of taxa that are otherwise mainly known from compression fossils with crushed bones. They also further knowledge of the composition of early Paleogene avifaunas of the North Sea Basin. Paleocene avifaunas of Europe and North America appear to have had different compositions and only a few taxa, such as the paleognathous Lithornithidae, are known from both continents. This suggests that the very similar early Eocene avifaunas of Europe and North America are the result of early Cenozoic dispersal events. The well-represented small galliform species from Egem most closely resembles Argillipes aurorum, an ignored galliform species from the London Clay. The tentatively identified fossils of Accipitridae and Alcediniformes would represent the earliest fossil records of these clades. The birds from Egem include few seabirds (Odontopterygiformes, cf. Prophaethontidae) and is dominated by terrestrial species (Galliformes, Messelornithidae). Arboreal birds (Halcyornithidae, Leptosomiformes, cf. Alcediniformes, Coraciiformes) are less abundant and aerial insectivores (Apodiformes) very scarce, which either indicates a taphonomic bias in the composition of the avifauna or particular paleoenvironmental characteristics of the nearshore habitats in that area of the southern North Sea Basin. Grant Information: Funded by Belgian Science Policy Office (project BR/121/A3/PalEurAfrica).
Located in Library / RBINS Staff Publications 2019
Article Reference Paleocene-Eocene carbon isoltope excursion in organic carbon and pedogenic carbonate: direct comparision in a continental stratigraphic section
Located in Library / RBINS Staff Publications
Inproceedings Reference Paleocene/Eocene boundary sections in Egypt.
Located in Library / RBINS Staff Publications
Article Reference Paleoenvironmental change at the Danian-Selandian transition in Tunisia: planktic fioraminifera, calcareous nannofossil and organic-walled dinoflagellate cyst records
Located in Library / RBINS Staff Publications
Manual Reference Paleontologie
De wetenschappelijke uitstraling van de afdelingen 10, 11 en 12 is door het grote aantal wetenschappelijke publicaties, vooral deze met hoge ranking (bv. Nature en Science), en door de sterke vertegenwoordiging op internationale congressen en de talrijke mandaten in internationale verenigingen vergelijkbaar met deze van de betere wetenschappelijke instellingen en universiteiten van België. De wetenschappelijke expertise van de afdelingen geniet mondiale erkenning, te oordelen naar het grote aantal aanvragen voor supervisie van doctoraats‐en mastersthesissen en voor deelname aan nationale en internationale jury’s voor de beoordeling ervan (in totaal 35 in 2011) en voor de review van manuscripten voor wetenschappelijke tijdschriften (31) en van buitenlandse wetenschappelijke projecten (4). In 2011 waren er wetenschappelijke samenwerkingsverbanden met 18 Belgische en 155 buitenlandese instellingen, het merendeel (85 %) binnen Europa. De belangstelling bij het publiek en de media voor de paleontologie als onderzoeksrichting was ook in 2011 heel sterk, zoals bleek uit de talrijke interviews in dagbladen, deelname aan radio‐ en TV‐programma’s en de toenemende vraag naar stagebegeleiding, determinatie van fossielen en voordrachten voor binnen‐ en buitenlandse verenigingen. Talrijke jongeren manifesteerden hun belangstelling voor de paleontologie als toekomstkeuze, wat als een zeer verheugende evolutie kan aanzien worden. De opgravingen in de klassieke gebieden konden worden verdergezet (Vastan, Indië, Liaoling – China, Peru en de Europese regio), waarbij een aantal nieuwe regio’s werden gescreend (Centraal‐ en Oost‐Europa, Centraal‐ en Noord‐Sulawesi, Indonesië en de Qianshan regio in de Provincie Anhui, China). Het stratigrafisch onderzoek van de Devoon sequenties in België, de Paleogene sequenties in Zuid‐Frankrijk, Noord‐Afrika en Kazakhstan, de Quartaire loessequenties in Eurazië en karstfenomenen in België, alsook de traditionele paleontologische thema’s (studie van dinosauriërs, ichthyosauriërs, koralen, vissen, brachiopoden, otolieten, Paleogene en Quartaire zoogdieren, Neogene walvissen) werden voortgezet. Het paleontologisch onderzoek kon ook rekenen op belangrijke extra‐financiële middelen, waaronder een aantal buitenlandse bronnen. Een doctoraatsstudent en vier masterstudenten beëindigden hun eindwerk in samenwerking met het departement Paleontologie. Elf doctorandi en 8 Masterstudenten specialiseren zich verder in 2011 onder begeleiding van de wetenschappers van het departement in verschillende domeinen van de paleontologie: micropaleontologie, invertebraten en vertebraten. De meerderheid van de medewerkers van het departement was in 2011 intensief betrokken bij de verdere reorganisatie van de Janletzaal en de Kloosterzaal en de updating van de paleontologische collecties van het KBIN met als belangrijkste activiteiten: (1) de voorbereidingen aan de nieuw in te richten mosasauriërzaal, (2) de medewerking aan de tentoonstelling “From Brussels Xiè Xiè Shanghai” te Tour & Taxis te Brussel en aan de tentoonstelling “Du Mammouth à l’agriculture – l’Homme préhistorique dans son environnement” aan de Faculté Polytechnique de Mons, (3), de medewerking aan de Opendeurdag “Dinos News Day”aan het KBIN, (4) talrijke rondleidingen voor binnen‐ en buitenlandse groepen en delegaties, (5) de studie van de paleontologische collecties van het KBIN en (6) de verderzetting van de inventarisatie en de digitalisatie van de paleontologische collectie. Sinds 2003 is de bezettingsgraad van de statutaire wetenschappers gehalveerd (daling met 5 voltijdse mandaten: 5.00 i.p.v. 10.00, ‐6 versus +1), waardoor er in afdeling 10, vanaf oktober 2008, nog slechts 1, en in afdeling 11, reeds sinds 2006, zelfs geen enkele statutaire wetenschapper meer huist. Deze negatieve trend zal zich in de komende jaren verder blijven doorzetten met de opruststelling in 2012 van een voltijdse wetenschapper (J.‐G. CASIER), waardoor afdeling 10 dan ook alle statutaire wetenschappers verliest. Vooral het technisch personeelsbestand zal flink uitgedund worden (2 voltijdse betrekkingen). Niettegenstaande deze drastische daling in het personeelsbestand en het feit dat het takenpakket stelselmatig werd uitgebreid door de talrijke renovatie‐ en restauratiewerken, is de wetenschappelijke output gelijk gebleven, wat wijst op een sterke inzet van het personeel. Met deze sterk afgezwakte personeelsbezetting zal het in de nabije toekomst echter niet meer mogelijk zijn om het ons toevertrouwde takenpakket integraal uit te voeren. Nieuwe aanwervingen dringen zich op (tenminste 1 statutaire wetenschapper voor elke afdeling, en 2 statutaire technici voor de 3 afdelingen) indien we onze wetenschappelijke reputatie en het beheer van één van de grootste collecties van het instituut voor de toekomst veilig willen stellen. De finalisatie van de recruteringsprocedure voor de aanwerving van 1 statutaire technicus in het voorjaar van 2009 was een eerste stap in de goede richting.
Located in Library / RBINS Staff Publications
Inbook Reference Paléopathologie du ventre : apport de l’étude des tissus mous et des calcifications biologiques
Cet article traite de l’apport de l'étude des tissus mous et des calcifications biologiques à la connaissance des pathologies du ventre des populations du passé. Il aborde le type de matériel analysé, les méthodes d’étude employées ainsi que des exemples d’application datant principalement de l’Antiquité, du Moyen Âge et de l’Époque moderne. En plus des précieuses données paléo-épidémiologiques collectées, ce type de recherche permet d’en savoir plus sur les conditions de vie et les habitudes de nos ancêtres. This paper discusses how studies on soft tissue and biological calcification contribute to greater knowledge of abdominal pathologies from past populations. The paper looks at the type of material analysed, the study methods used and examples of application which date mainly from the Antiquity, the Middle Ages and the Modern Era. In addition to the valuable palaeo-epidemiological data collected, this type of research allows us to learn more about the living conditions and past habits of our ancestors.
Located in Library / RBINS Staff Publications 2021 OA
Inproceedings Reference Paleotemperature and seasonality in the Early Eocene southern North Sea Basin inferred from fossil fish otoliths.
Located in Library / RBINS Staff Publications
Inbook Reference Palynology, paleoenvironments and organic carbon isotope evolution in lagoonal Paleocene/Eocene boundary settings in North Belgium.
Located in Library / RBINS Staff Publications
Article Reference Pan-African phylogeny of Mus (subgenus Nannomys) reveals one of the most successful mammal radiations in Africa
Located in Library / RBINS Staff Publications