Skip to content. | Skip to navigation

Personal tools

You are here: Home / Library / RBINS Staff Publications / ‘Nooit meer business as usual’, de impact van Noël Vandenberghe op de Belgische Geologische Dienst

Michiel Dusar (2013)

‘Nooit meer business as usual’, de impact van Noël Vandenberghe op de Belgische Geologische Dienst

Webpublished.

‘Nooit meer business as usual’, de impact van Noël Vandenberghe op de Belgische Geologische
Dienst

Noël Vandenberghe heeft van eind 1977 tot oktober 1985 gewerkt op de BGD, als jonge dertiger in
wat algemeen wordt beschouwd als de meest productieve jaren in een mensenleven. Heeft hij zijn
stempel gedrukt op de BGD, en omgekeerd heeft zijn werk aan de BGD invloed uitgeoefend op zijn
latere carrière? De vraag stellen is al een positief antwoord verwachten. Noël is een markante
persoonlijkheid, scherpzinnig, doelgericht, een doordrijver en een organisatorisch talent, kortom een
Westvlaming. Ongetwijfeld zijn er nog tal van zaken te vertellen over Noël, bijv. als coach van een
meisjesvolleybalploeg. Maar dat zijn dingen waarover niemand van de geologen bijzonder is
geïnteresseerd. Dus terug naar de Geologische Dienst.

De BGD die Noël in 1977 heeft aangetroffen was een eerbiedwaardige instelling, die werd opgericht
in 1896 om de eerste geologische kaart van België af te werken, en als permanente opdracht had
meegekregen de inventarisatie van de Belgische ondergrond en de valorisatie van de nuttige
grondstoffen die er zich mochten bevinden. Bondiger kan men een geologische dienst niet
omschrijven.

De BGD was het archief en het geheugen van de Belgische ondergrond en fungeerde als studiebureau
voor de staat in verband met grondwaterwinningen, mijnbouw en infrastructuurwerken. Dus een
dubbele taak van onderzoek en dienstverlening. De geologen werkten op de lange termijn en waren de
grote kenners van de regionale toegepaste geologie. Als kleine dienstverlenende instelling traden zij
niet op het voorplan: vivons cachés, vivons heureux.
Ondanks de stoffige uitstraling van de instelling waaide er toch een rebelse ondertoon, gevolg van
een voortdurende en uitzichtloze strijd met de superviserende Administratie van het Mijnwezen waar
het reglement de enige waarheid was. Het gegeven dat de geologen van de BGD, ingenieurs van
vorming, waren overgelopen naar de wetenschap, hield in dat beide groepen elkaar met het nodige
misprijzen bejegenden. In dit milieu sprak iedereen sprak Frans en verstond elkaar. Er gold een
onbetwiste geologische waardenschaal: hoe ouder hoe beter, hoe dieper hoe waardevoller.
In dit milieu kwam Noël Vandenberghe met het stigma van Tertiairgeoloog terecht.

Na zijn doctoraat over de Boomse Klei, en de obligate buitenlandse ervaring, op ertsprospectie in de
jungle van Kalimantan (samen met prof Viaene, Raoul Ottenburgs en Ludo Broothaers) kwam Noël
goed voorbereid op de BGD terecht als stagiair, het vagevuur voor een statutaire of vaste benoeming.
Hij maakte het eerste jaar een Stageverslag met als titel “Voorstel van administratieve maatregelen
die kunnen genomen worden om de grondstoffen in Vlaanderen te valoriseren, inzonderheid de zand-,
klei-, grint- en krijtafzettingen.” Dit onderwerp sloot duidelijk aan bij de academische expertise
verworven tijdens zijn doctoraat, maar wijst toch al resoluut in de toegepaste richting en integratie in
het takenpakket van de BGD. Vandaag zijn de geregionaliseerde administraties van natuurlijke
rijkdommen nog steeds begaan met de actualisatie van deze taak.
Het stageverslag was niet voldoende. Hij moest ook over de juiste hoedanigheden beschikken zoals
dat in het Nederbelgisch heette, om dergelijke prestigieuze functie te kunnen uitoefenen, in de praktijk
erkend als gelijkwaardig aan een academische loopbaan. Hij werd beoordeeld op zijn fysiologische,
psychologische en karakteriële hoedanigheden, zijn intellectuele hoedanigheden, zijn
communicatievaardigheid, theoretische kennis en praktische beroepswaarde. De wijze waarop hij
werd beoordeeld door zijn hiërarchische overste Jean-Marie Graulich is typerend zowel voor Noël als
voor de instelling waaraan hij was verbonden. Graulich was hoofdgeoloog-directeur met als
hoofdopdracht de grote bouwwerven in de Ardennen, zoals autosnelwegen en stuwdammen en de
uitvoering van diepboringen in en rond het Massief van Stavelot. Als volgeling van Fourmarier was
hij voor de Leuvense geologen van onze generatie – die les hebben gekregen van Noëls voorganger,
prof Geukens – de baarlijke duivel. Nochtans was hij een gemoedelijke persoon - zijn dagelijks
welgevuld glas whisky en zijn onafscheidelijke pijp droegen hier ongetwijfeld toe bij - die zijn taak
met ernst en volharding vervulde.

Het was dus Jean-Marie Graulich, zijn vader was kortstondig rector van de Universiteit Luik en
hijzelf ademde een prinsbisschoppelijk chauvinisme uit, die de hoedanigheden van Noël moest
kwoteren. Dergelijke bladen zijn doorgaans weinig spannende lectuur maar de afwijkingen van het
gemiddelde „goed‟ zijn wel typerend. Noël werd zeer goed beoordeeld in zijn contacten met het
publiek maar minder goed in zijn contacten met collega‟s. De mentale afstand tussen een
Westvlaming en een Luikerwaal is zelfs niet in kilometers te meten; onze oudere Franstalige collega‟s
vonden dat zij gemakkelijker om konden met „un bon limbourgeois‟ dan met een principiële
Westvlaming. Zo werden ook - ik citeer - zijn „geschreven mededelingen‟ beter beoordeeld dan zijn
„mondelinge mededelingen‟. Noël kennende betekent dit dat hij het Frans nog niet goed machtig was.
Zijn zin voor vervolmaking was prima, maar zijn algemene kennis duidelijk minder. Hoe kon anders
worden verwacht van een „géologue du mou‟ in een omgeving van hardrock geologen? Maar Noël
heeft eraan gewerkt.
Anderzijds waren zijn intellectuele hoedanigheden, tucht en methode, zin voor het afhandelen van
zaken en voor het algemeen belang, zelfs het weerstandsvermogen van de zenuwen exemplarisch te
noemen.
Hij werd dan ook met ingang van 1 december 1978 tot statutair geoloog benoemd bij Koninklijk
Besluit van 27 december 1978, toegewezen aan de Administratie van het Mijnwezen, Centraal Bestuur
– Geologische Dienst, met bruto jaarwedde van 352.344 frank.

Met al deze randvoorwaarden zou het erop kunnen lijken dat Noël bij zijn aanstelling als geoloog
voor de leeuwen werd geworpen. Dat was niet echt zo, omdat twee collega‟s hem nodig hadden en
hem de kansen boden om zijn kaderfunctie nieuwe inhoud te geven, Piet Laga en Jos Bouckaert.
Piet had op de BGD de taken van de te vroeg gestorven Marcel Gulinck overgenomen. Hij kende als
geen ander de geologische opbouw van het Vlaamse land en had een merkwaardig inzicht in de
bureaukratische geplogendheden en hoe erin zijn weg te vinden. Hij verdronk echter in de routine en
had versterking nodig om de operationele structuur van de BGD te hervormen naar programma‟s en
projecten, en nieuwe samenwerkingsverbanden tot stand te brengen. Ik dank hierbij Piet voor het
nogmaals nuttig advies bij het brengen van deze lezing.

De BGD periode van Noël viel samen met de opgang van Jos Bouckaert in de hiërarchie van de
BGD die er een nieuwe wind wilde laten waaien, modernisering, internationalisering,
commercialisering van de dienstverlening. Noël moest hem technisch en strategisch op het juiste
spoor houden. Het begin van de 80er jaren waren zeer succesvol voor de BGD en van die erfenis
plukken we vandaag nog de vruchten. De wind van verandering wekte echter veel afgunst en
georchestreerde weerstand op, die uiteindelijk Jos Bouckaert hebben geknakt. Dat hij het zolang
volgehouden heeft, tot voordeel van de huidige generaties, was niet in het minst te danken aan de
ondersteuning door Noël, ook na zijn overstap naar Leuven, die door de tegenstrevers een der „kwade
geniussen‟ achter Bouckaert werden genoemd.

BHet verband tussen onderzoek en maatschappij is voor Noël altijd vanzelfsprekend geweest. L‟art
pour l‟art is niet aan hem besteed. Onderzoeksactiviteiten aan de BGD waren sowieso toegepast,
indien niet op rechtstreekse vraag van betrokken bedrijven zoals de baksteenindustrie, dan toch om de
prospectiviteit voor energiegrondstoffen van de Vlaamse ondergrond aan te tonen, en zo
oliemaatschappijen te lokken. Dit kon zoals van oudsher door te wachten op opdrachten, maar Noël
zag die taak ruimer en vond dat de wetenschappers ook moesten deelnemen aan het maatschappelijk
debat en wegen op de besluitvorming. Wie deze taak ernstig neemt moet over de nodige vorming
beschikken, die veel verder gaat dan wat een academische opleiding te bieden heeft. In september
1982 behaalde Noël het bijzonder diploma in de Bestuurskunde en het Overheidsmanagement aan
de KUL. Dit was zo uitzonderlijk dat hij de kwalificatie meekreeg – ik citeer - van een ‘ambtenaar die
zich bijzondere inspanningen getroost om zijn vorming te vervolmaken‟.

Noël stond dus in voor de professionalisering van de BGD, als rechterhand van Jos Bouckaert, en
in overeenstemming met de evolutie die ook andere Europese geologische diensten ondergingen. Het
was een roerige periode, volop in de tweede olieschok, die wat meer economische en sociale
ontwrichting met zich meebracht dan de huidige economische crisis, tot nog toe. Het antwoord daarop
was, geheel tegengesteld aan de huidige politiek, investeringsmiddelen vrijmaken. Als enige instelling
van het land die nieuwe grondstoffen of nuttig gebruik van de ondergrond kon aantonen kon de BGD
beschikken over een investeringsbudget dat 300 miljoen frank per jaar kon overtreffen. Nu is er niet
1% daarvan overgebleven.

Een eerste domein waarvoor het inzicht en organisatorisch talent van Noël van pas kwam was de
voorstudie en lancering van een Informaticaproject. We spreken over een periode dat de PC nog niet
bestond. Het was ook de periode dat er nog helemaal geen digitale data bestonden. Het project van de
BGD was ambitieus: een relationele databank zelf ontwikkelen voor zijn uitgebreide archieven. De
huidige Databank Ondergrond Vlaanderen is nog op hetzelfde model gebouwd. Het
informaticaproject was het paradepaardje van de BGD en is op de schop gegaan vooraleer het kon
worden opgeleverd, als gevolg van de zware conflicten die de BGD teisterden – zo veel geld steekt de
ogen uit. Alhoewel er nadien geen specifieke informaticaprojecten zijn doorgevoerd werden uit dit zg
debacle zoveel digitale data en datastructuren gerecupereerd dat de BGD tot in de 21ste
eeuw vooroplag in digitalisatie. Hoe een zg. fiasco toch een positief resultaat kon opleveren was grotendeels
te danken aan de inventiviteit van Herman Goethals, studiegenoot van Noël die zich in deze
dienstverlening heeft weggecijferd.

Het tweede domein was de inzet van nieuwe exploratietechnieken voor verkenning van de
ondergrond, met name geofysische boorgatmetingen en reflectieseismiek. Beide technieken werden
voor het eerst in de jaren ‟50 in het pre-digitale tijdperk door de BGD toegepast, boorgatmetingen in
de boring Turnhout en seismiek die o.a. leidde tot de ontdekking van de koepel van Heibaart, heden site van ondergrondse gasopslag. Vanaf eind jaren ‟70 werden ze ingezet als een efficiënt instrument
voor de systematische verkenning en karakterisatie van de ondergrond. Noël stond in voor organisatie
en implementatie. Nu lijken deze methoden gemeengoed, maar hun introductie ging niet zonder slag
of stoot. Een voorbeeld uit de steenkoolexploratie kan dit aantonen. Onder impuls van de Nationale
Arbeidsraad, later Dienst voor Nijverheidsbevordering werden vanaf 1979 een reeks
steenkoolverkenningsboringen uitgevoerd, binnen de KS Concessie door de Aardkundige Dienst van
de Kempense Steenkolenmijnen, in de Staatsconcessie door de BGD. De BGD boringen werden
uiteraard gelogd, die van KS niet. Noël wist door te drukken dat de BGD zijn programma van
boorgatmetingen ook kon toepassen op de Dekterreinen van de KS boringen, in het Frans
welsprekender de Morts-Terrains genoemd - dood voor de portemonnee van de mijnuitbater - en dus
van geen tel voor de mijnbouwers. Deze toelating was echter niet van harte en men hoopte heimelijk
op mislukking, door de boorfirma die hierin een maneuver zag om zijn werk te controleren, door de
KS omdat ze niet opgezet waren met de Hollanders van TNO op hun werf. Het is pas nadat ze zelf het
grote nut van deze metingen hadden kunnen constateren en een bedrijf van bij ons hadden gevonden
om de metingen uit te voeren dat ook KS systematisch op boorgatmetingen overstapte. Zij namen
zelfs de ontwikkelingskosten van dit gespecialiseerd bedrijf Diasol, gevestigd in Luxemburg, voor
hun rekening maar toch zijn zo enkele jaren verloren gegaan.

Een derde domein was verbreding van de werking van de BGD door internationalisering – dit was
een trendbreuk, mede door de snelle invoering van het Engels als communicatietaal. Dit realiseerde
Noël door EU ondersteunde projecten en deelname aan netwerken, met name voor geothermie. Ik kan
hierbij de twee EU projecten vermelden die Noël heeft opgezet:
„Le sondage géothermique de Meer-Hoogstraten. Projet de démonstration dans le domaine de
l'énergie géothermique.
Seismic investigation of karst-affected zones in the Viséan limestone of northern Belgium. Research
into the possibility to differentiate between compact and karst-affected limestones in the subsurface by
seismic techniques.‟ Van dit laatste project dateert zijn blijvende band met de in Ethiopië geboren
Italiaanse wereldburger Elio Poggiagliolmi.

Uit dit alles komt naar voren dat Noël, uiteraard, projectleider was voor de BGD programma‟s inzake
automatisering, geothermie, gasopslag. Niet onbelangrijk te vermelden hierbij dat deze projecten een
heel regiment geologen een eerste werkervaring boden. Jos Bouckaert beschouwde dit als een van
zijn belangrijkste verwezenlijkingen maar het was Noël die het werk in de praktijk dirigeerde. Om
deze jongeren een dienstcontract te kunnen aanbieden buiten de rigiede structuur van een staatsadministratie was het nodig allerhande vzw‟s of stichtingen op te richten of gebruik te maken
van tijdelijke samenwerkende vennootschappen zoals TGO, Toegepast Geologisch Onderzoek, dank
zij de medewerking van Paul Van Calster.
Het hoogtepunt in zijn carrière aan de BGD was ongetwijfeld de boring van het geothermisch doublet
Beerse-Merksplas, die door een gas show als een olieboring moest worden afgewerkt. Ook al is er
niets van gekomen, het blijft het meest complexe boorproject van het land, meesterlijk geregisseerd
door Noël.

Bijzonder merkwaardig is ook hoe Noël, toch uit Vlaamse Klei geboetseerd, zich verhoudt tot de
geologie van het Paleozoicum. Van de stratigrafie blijft hij wijselijk af. Maar hij is wel een verruimer
en schuwde daarbij de controverse niet. Bijvoorbeeld past hij soft sediment deformatie toe op het
Namuriaan. Hij introduceert sedimentair-tektonische concepten uit de olie-exploratie zoals de
listrische groeibreuk; ik citeer de titel van zijn spraakmakende publicatie „The subsurface geology of
the Meer area in North Belgium, and its significance for the occurrence of hydrocarbons‟. En
natuurlijk de reeds eerder vermelde karstdetectie.
In het licht van zijn nakende opvolging van prof Geukens in Leuven komen deze werken die zijn
vermogen aantonen om ook buiten de begane paden te treden en oorspronkelijk onderzoek in het
Paleozoicum uit te voeren, wel goed van pas.

Ondanks de bijdrage van Noël tot de kennisverwerving en de structuur van de BGD was het duidelijk
dat zijn bestemming hier bij de KULeuven lag. Carrière maken bij een federale administratie zat er
sowieso niet in. Cumul als lector aan de Faculteit Toegepaste wetenschappen van de KUL voor
overname van de cursus ingenieursgeologie werd toegestaan op 17.7.1984. Hij werd in disponibiliteit
geplaatst vanaf 1 oktober 1985 en op 1 januari 1986 ontslag uit zijn functie verleend, aangezien hij
vanaf 1oktober 1985 als voltijds docent aan de slag ging in Leuven. Daar zou mijn verhaal kunnen eindigen, maar dat doet het niet. Net zoals Noël zijn expertise inzake Tertiairgeologie heeft meegenomen vanuit zijn academische opleiding naar de BGD heeft hij zijn
BGD expertise en projecten meegebracht naar Leuven.

Zijn academische expertise inzake de Boomse Klei en de Tertiairstratigrafie heeft hij doen renderen
in ingenieurgeologische projecten zoals de stormvloedkeringsstuw te Antwerpen of door zijn pro-
actieve bijdrage in de problematiek van de ondergrondse berging van radio-actief afval.
Het paradepaardje van Noël, het sequentiestratigrafisch model voor het Tertiair van de zuidelijke
Noordzee komt voort uit een combinatie van seismiek met klassiek stratigrafisch onderzoek. Hij heeft
de NFWO-contactgroep van het Tertiair gelanceerd. Deze contactgroep heeft het
sequentiestratigrafisch model ingang doen vinden, maar heeft bovendien heel sterk bijgedragen tot
een betere verstandhouding tussen Leuven en Gent. De soms wel erg gespannen relaties tussen de
academici van beider instellingen werden daardoor genormaliseerd.

Zijn geologische dienst expertise is in Leuven nooit ver weg geweest. Dit geldt inzonderheid voor
geothermie, adviserend onderzoek voor de ondergrondse gasopslag, deelname aan seismische
exploraties en boorcampagnes, bijvoorbeeld de seismische lijn BELCORP, verkenning van de Moho
onder België, en het programma boorgatmetingen in de boring Havelange, de diepste boring van het
land, en vele regionale stratigrafische studies op basis van boorgatmetingen en seismiek. Zo werd ook
de geologische kartering van het Vlaams Gewest haast vanzelfsprekend aan Noël toegewezen.

Waar het op neer komt is dat de expertise sterk persoonsgebonden is. Net zoals de geologie geen
grenzen kent is die expertise niet aan structuren gebonden. De geologische dienst blijft in de persoon
verankerd. Noël is dus een collega op afstand gebleven.
Trouwens, als voorzitter van de wetenschappelijke raad van KBIN heeft hij een doorslaggevende rol
gespeeld in de stabilisering van de BGD. Wij zijn hem hiervoor heel dankbaar.

Popular Science
Geology
Related content
Earth and History of Life

Document Actions

Filed under: Popular Science
Menu

 
RBINS Staff
add or import reference(s)
  • add a PDF paper
    (Please follow editors copyrights policies)
  • add a PDF poster